Terug naar overzicht
04 oktober 2021

Reparatie AOW-hiaat

De overheid heeft vanaf 2013 de wettelijke pensioenleeftijd aangepast omdat zonder deze wijziging de AOW onbetaalbaar zou worden. Er zijn een aantal oorzaken aan te wijzen voor deze dreigende onbetaalbaarheid. Allereerst was er een naoorlogse geboortegolf en de baby’s van destijds ontvangen inmiddels AOW. Tegenover die geboortegolf staat de forse daling van de bevolkingsgroei en daarmee de beroepsbevolking sinds het eind van de jaren zestig. Een verhoging van de AOW-leeftijd zorgt voor een oplossing maar heeft ook weer nieuwe problemen opgeleverd.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

De verhoging van de AOW-leeftijd heeft tot gevolg dat zelfstandigen die een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) hebben afgesloten een hiaat kunnen hebben dat valt tussen de oude AOW-leeftijd van 65 jaar en de nieuwe (soms nog onbekende) AOW-leeftijd. Er is door de overheid wel een tijdelijke overbruggingsregeling ingevoerd, maar naast dat dit een tijdelijke regeling is, gaat het om een uitkering op minimumniveau waarbij ook een inkomensgrens, inclusief partnerinkomen van toepassing is. Politieke partijen CDA en SP hebben een nota geschreven om te komen tot een uitgebreidere regeling. Zij stellen voor om tot een juridisch houdbare afbakening te komen van de groep zelfstandigen die arbeidsongeschikt is, zich niet heeft kunnen (bij)verzekeren voor de periode tussen de leeftijd van 65 jaar en de AOW-leeftijd én geen toegang tot de OBR heeft. Het zou in ieder geval moeten gaan om zelfstandigen die arbeidsongeschikt waren op het moment van verhoging van de AOW-leeftijd en om zelfstandigen die een technische eindleeftijd onder hun AOW-leeftijd hebben op hun AOV. Voor hen zou alsnog een met de OBR vergelijkbare voorziening moeten komen. Koolmees stelt dat de afbakening een probleem is en de doelgroep een mogelijk grote omvang heeft. De budgettaire gevolgen van een regeling zijn daarmee niet duidelijk in beeld. Hij stelt voor om de nota gezamenlijk te bespreken.

Op vier oktober 2021 is de nota besproken met de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken & Werkgelegenheid. Naast een eventuele regeling vanuit de overheid, vinden SP, GroenLinks en PvdA dat ook private verzekeraars over de brug moeten komen. Zij moeten bijdragen aan een oplossing voor de groep die niet voor de OBR in aanmerking komt. CDA en SP stellen voor om door de SVB een eenmalige uitkering te laten verstrekken. De minister zou bij het verbond van verzekeraars moeten aankloppen voor een bijdrage daaraan. De afbakening van de groep is makkelijk als het gaat om zelfstandigen met een AOV, die tijdens de verhoging van de AOW-leeftijd ziek waren en niet in aanmerking komen voor OBR. Voor deze groep zou de uitkering snel geregeld moeten kunnen worden en de minister wordt opgeroepen hier een regeling voor uit te werken. De verdere afbakening is veel lastiger en wordt neergelegd bij minister Koolmees.  

Als de voorwaarden van de OBR worden gewijzigd, dan kan dit volgens Koolmees leiden tot rechtsongelijkheid. Aanvragers die eerder zijn afgewezen kunnen dan via de rechter wellicht toch aanspraak maken op een regeling. Voor de uitvoering kan dit een zeer ingewikkelde regeling worden. De minister stelt dat het probleem alleen structureel kan worden opgelost met een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. Koolmees vindt dat het niet aansluiten van AOV’s op de AOW-leeftijd een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de overheid en private verzekeraars. Verzekeraars hebben zelfstandigen een aanbod gedaan om de eindleeftijd te verhogen, maar daar is niet veelvuldig gebruik van gemaakt. Als er een regeling komt voor onder andere deze zelfstandigen, dan is de vraag hoe wordt omgegaan met zelfstandigen die wel het aanbod van hun verzekeraar hebben geaccepteerd en extra premie hebben betaald.

Al met al zijn er veel dilemma’s geschetst en is een oplossing met het gesprek met de minister niet dichterbij gekomen. Wel ligt er een motie om voor de zelfstandigen die ziek waren tijdens de verhoging van de AOW-leeftijd een regeling uit te werken. Ook wordt de minister in een motie gevraagd in kaart te brengen welke groepen er exact financieel getroffen zijn door de verhoging van de AOW-leeftijd. Binnenkort wordt er weer verder gesproken en gestemd over de twee ingediende moties.