Pensioen en arbeidsongeschiktheid zijn beide routes om het arbeidsproces te verlaten. Gecombineerd zijn arbeidsongeschiktheid en pensioen zelden een goed huwelijk. Zo mag je meestal niet met pensioen als je arbeidsongeschikt bent en mogen sommige arbeidsongeschiktheidsverzekeringen niet door pensioenuitvoerders worden uitgevoerd. Ook met de nieuwe pensioenwetgeving is het weer gedoe met arbeidsongeschiktheid.
Premievrije voortzetting voor zieke werknemers?
Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.
Per 2028 moeten pensioenregelingen voldoen aan de verplichtingen vanuit de Wet toekomst pensioenen. Als gevolg daarvan zullen naar verwachting veel pensioenovereenkomsten worden beëindigd en nieuwe flexibele- of solidaire premieregelingen worden aangegaan. Hiermee zal het uitlooprisico van beëindigde regelingen veelvuldig in beeld komen. In de Wet toekomst pensioenen is overgangsrecht opgenomen voor het uitlooprisico van premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid. De Wet biedt de mogelijkheid om de premievrije opbouw zoals die geregeld was onder het oude pensioenstelsel te continueren. Een voorwaarde is echter wel dat de WIA-wachttijd onder het oude stelsel doorlopen moet zijn; er moet tijdens de overstap al sprake zijn van premievrije voortzetting. Er ontstaat daardoor een risico voor werknemers die, op het moment dat de werkgever overstapt naar een nieuwe regeling, zich in de WIA-wachttijd bevinden. Hoewel de pensioenuitvoerder het uitlooprisico geregeld zal hebben in de oude uitvoeringsovereenkomst, maakt de nieuwe wetgeving de uitvoering ervan (fiscaal) onmogelijk. Het inlooprisico zal doorgaans in de nieuwe pensioenregeling zijn uitgesloten. Kortom; het overgangsrecht van de Wet toekomst pensioenen sluit niet aan op de afspraken in het convenant.
Gelukkig heeft het Verbond van Verzekeraars deze omissie geconstateerd. Helaas wel nadat de Wet toekomst pensioenen al door het parlement aangenomen is. Minister Schouten doet op verzoek van het Verbond toch een halve handreiking. Zij zegt toe dat ze zich zal inspannen om het in de wet vastgelegde overgangsrecht te verruimen om dit specifieke knelpunt weg te nemen. Er blijven dan wel twee aandachtspunten over. Allereerst heeft de minister het slechts over een verruiming van de bevoegdheid. Er moet dus bij een transitie goed worden opgelet of een pensioenuitvoerder wel van deze bevoegdheid gebruik maakt. Ten tweede gaat het om een overstap naar een nieuwe uitvoerder. Dat impliceert dat een nieuwe pensioenregeling bij dezelfde uitvoerder nog steeds het risico blijft houden, indien er geen sprake is van dekking van het inlooprisico.