Terug naar overzicht
14 maart 2013

En-kwestie: Vakantie! - hoop ik (maart 2013)

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

Ik houd van banken en bankiers. Dat ik in het verleden op deze plaats wel eens genuanceerder over deze beroepsgroep heb gesproken, kwam voort uit jeugdige onbezonnenheid. De bank is goed, bankiers zijn lief. Misschien vraagt u zich af waarom ik tot hernieuwde inzichten ben gekomen (zo niet, ga lekker aan het werk dan), welnu mijn beleggingsrekening is vorige week tot uitkering gekomen. Het saldo, de helft van het bedrag dat in loop der jaren is ingelegd, heb ik onmiddellijk naar de spaarrekening van mevrouw Vluggen overgeboekt. Handig dat internetbankieren. Vervolgens ging ik fluitend richting supermarkt om een flesje bubbels en iets lekkers om erbij te snaaien te halen. Er was immers iets te vieren!

 

Nadat ik mijn mandje had geleegd op het lopende bandje en de struise kassamanager achtereenvolgens de artikelen had gepiept, gevraagd had naar bonus, airmiles, mini’s en kassabon, begon de ellende. De pinautomaat maakte een snerpend geluid. Lang genoeg en hard genoeg om de aandacht van alle karduwers en mandjesdragers in de nabije omgeving te trekken. Het leek ineens stil te worden om me heen. Ik probeerde het nogmaals maar na de geheime pincode 4152 ingetoetst te hebben klonk weer het gesnerp. ‘Hij doet het niet’ voegde de caissière me even chagrijnig als nodeloos toe: ‘saldo te kort denk ik’. Een ellendig kind achter me vroeg zijn nog ellendiger moeder wat er aan de hand was. Zij schreeuwde vervolgens: ‘die meneer ken niet betoale!’, waarna ook het publiek dat de supermarkt binnenliep zich als ramptoerist begon te gedragen. Toen ik mijn portemonnee vervolgens opende om te kijken of er voldoende cash in was achtergebleven, viel door het trillen van mijn handen het hopeloos tekort schietende kleingeld klaterend op de winkelvloer. De schaamte was compleet, de missie van de bank voltooid. Ik liet mijn tas bij de zuchtende kassajuf achter en werd op vernederende wijze door tientallen ogen de schuifdeuren doorgekeken.

‘Oh ja, natuurlijk’, zij de baliemedewerkster van De Bank. ‘Het geld stond wel op uw rekening maar het is er natuurlijk nog niet, u staat heel erg rood! Het is de transactietijd hè?’ ‘Weetuwel?’ Dat het geld inmiddels op de rekening van mijn hebberige eega stond deed volgens de tandpastareclame achter de balie volledig niet ter zake.

Ik wist op dat moment één ding: nooit zal ik nog iets onaardigs over banken zeggen. Ze zijn gewoon te machtig. Nogmaals dus uit stellige overtuiging: de Bank is lief! Ik ben als u dit leest namelijk op weg naar de wintersport en wil het snerpende geluid niet, ik herhaal, niet aan een tolpoortje horen.