We krijgen de laatste tijd vaker vragen over herstel van arbeidsongeschikte werknemers. Het gaat dan over de duurzaamheid van het herstel. Werkgevers vragen zich af of de werknemer wel ‘echt’ hersteld is en of er niet een risico bestaat dat na een korte periode van werken weer een nieuwe verzuimperiode start. In zo’n geval zou de werkgever liever eerst toetsen of de werknemer wel echt hersteld is, maar is zoiets wel toegestaan?
Druk met duurzaam
Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.
Dat werkgevers huiverig kunnen zijn bij een op zich gewenste hersteldmelding valt wel te begrijpen. De maximale loondoorbetalingsperiode bij ziekte bedraagt 104 weken. Als een werknemer vier weken volledig hersteld is, dan start bij een nieuwe ziekmelding die periode van 104 weken weer opnieuw. Dat is natuurlijk een groot financieel risico en als een werknemer vaker verzuimt zal een werkgever zich op een gegeven moment afvragen of het niet beter is eerst een soort duurzaamheidstoets te laten plaatsvinden. Er wordt dan beoordeeld of de werknemer daadwerkelijk in staat is om zijn eigen werk in het vereiste tempo met de normale kwaliteit uit te voeren. Klinkt logisch, maar dan moet wel de juiste route bewandeld worden.
Een toets op duurzaam herstel kan worden uitgevoerd door een bedrijfsarts. Het is dan van belang dat deze niet alleen inzicht heeft in de medische situatie van de werknemer, maar dat ook helder is welke belasting de werkzaamheden van de werknemer inhouden. Vaak zal die informatie al verstrekt zijn door de werknemer of werkgever. Indien nodig kan ook een arbeidsdeskundige worden ingeschakeld. Uiteraard zijn hier kosten aan verbonden. Een werkgever moet echter bedenken dat bij twijfel over duurzaamheid dit de enige juiste route is en daarbij dat vier weken herstel voor het eigen werk ook echt herstel is volgens het Burgerlijk Wetboek. Dat er twijfel is aan de duurzaamheid van herstel betekent immers niet dat de werknemer ook daadwerkelijk ziek is. De Rechtbank Noord-Holland maakte dat vorige maand nog eens duidelijk in een uitspraak[1]:
Dat de werkgever en de bedrijfsarts vanwege het verzuimverleden van de werkneemster twijfelden aan haar duurzame inzetbaarheid, is vanuit de positie van de werkgever wellicht te begrijpen. Dat leidt echter niet tot het oordeel dat toch sprake was van ziekte. Nog daargelaten dat er volgens het UWV medisch gezien geen reden was om aan de duurzaamheid te twijfelen, gaat het er bij de vraag of een werknemer wel of niet volledig hersteld is, om of deze in staat is gedurende een periode van meer dan vier weken de bedongen arbeid in volle omvang te verrichten. De duurzaamheid van de te verwachten volledige hervatting speelt daarbij geen rol. Uit art. 7:629 lid 10 BW volgt immers dat als een werknemer meer dan vier weken geschikt is voor de werkzaamheden, dat voldoende duurzaam is.
[1] ECLI:NL:RBNHO:2024:1444