Terug naar overzicht
10 september 2018

Baankans Participatiewet

De Participatiewet vormt een vangnet voor mensen die niet in staat zijn om zelf in hun levensonderhoud te voorzien. Het uitgangspunt van de Particpatiewet is echter werk boven inkomen. Die nadruk is sinds de start van de sociale voorzieningen alleen maar toegenomen.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

De Armenwet werd vervangen door de Algemene Bijstandswet, die op zijn beurt werd opgevolgd door de Wet Werk en bijstand totdat deze vervangen is door de Participatiewet. De regelgeving legt de verantwoordelijkheid van arbeidsinschakeling neer bij enerzijds de betrokkenen die onder het regime van de Particpatiewet vallen en anderzijds de gemeente als belangrijkste uitvoerder van die Wet.

Een bijzondere groep betrokkenen die onder de Participatiewet vallen, zijn de mensen die niet zelfstandig in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen. Dit zijn onder andere werknemers die voorheen onder de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) vielen en jonggehandicapten die arbeidsvermogen hebben[1]. Voor deze werknemers is flankerend beleid in de vorm van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten ontwikkeld. De verantwoordelijkheid voor arbeidsinschakeling van deze groep werknemers wordt dankzij de Banenafspraak gedeeld met werkgevers. De Banenafspraak houdt in dat in de periode tot en met 2026 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking gerealiseerd moeten worden bij reguliere werkgevers. Als de jaarlijkse aantallen uit de banenreeks niet worden gehaald kan de quotumregeling worden geactiveerd.

Al vanaf medio 2015 worden de ervaringen met de Participatiewet onderzocht en een eindevaluatie voorbereid. Het Sociaal Cultureel Planbureu (SCP) speel daarbij een grote rol. Begin deze maand publiceerde SCP het rapport Van sociale werkvoorziening naar Participatiewet. Het rapport brengt verslag uit van een onderzoek naar ervaringen met activering binnen de Participatiewet waarbij is gefocust op de voormalige Wsw-doelgroep. De conclusies zijn nog niet positief te noemen.

Door de toegang tot de Wsw af te sluiten is de baankans voor werknemers die tot die doelgroep behoren flink afgenomen. Vergeleken met enkele jaren geleden, toen er nog wel een WSw(-wachtlijst) was, nam de kans op betaald werk af van 51% naar 30%. Bovendien is ongeveer een derde van degenen die nu aan het werk is, werkzaam op basis van een uitzend- of oproepcontract. Het gevolg is dat deze werknemers nog steeds afhankelijk zijn van een (gedeeltelijke) uitkering. Dat de kans op betaalde arbeid eerst kleiner is geworden is overigens niet een complete verrassing. De gemeente moet beleid maken op basis van de nieuwe verantwoordelijkheden en is bovendien afhankelijk van de inzet van de doelgroep en van werkgevers. Voor de Wsw-doelgroep speelt ook mee dat gemeenten, door de nieuwe financieringswijze van re-integratie, mogelijk eerder inzetten op de arbeidsinschakeling van relatief makkelijk plaatsbare werknemers.

Medio 2019 volgt een eindevaluatie van SCP. Dan is er waarschijnlijk beter nieuws. Enerzijds omdat de gemeenten dan meer ervaring hebben met de uitvoering van de Participatiewet en de Banenafspraak, anderzijds omdat dan de gehele doelgroep in het onderzoek wordt betrokken.

 

[1] Volledig en duurzaam arbeidsongeschikte jonggehandicapten vallen onder de Wajong. Het UWV blijft verantwoordelijk voor de Wajongers die op 31 december 2014 een Wajong-uitkering ontvingen. Vanaf 1 januari 2015 is instroom in de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) niet meer mogelijk.