Terug naar overzicht
13 september 2020

Aanpak van de UWV-werkvoorraad (?)

In onze nieuwsbrief hebben we al vaker aandacht gehad voor de aanzienlijke achterstand die UWV heeft waar het gaat om beoordelingen in het algemeen en herbeoordelingen in het bijzonder. De belangrijkste oorzaak van de grote werkvoorraad is het tekort aan verzekeringsartsen. Er is geen aanwijzing dat dit tekort kan worden ingelopen. UWV zal dus op een creatieve wijze de achterstanden moeten inlopen en krijgt daarbij de hulp van minister Koolmees. De verzekeringsartsen zelf zien liever wat minder creativiteit en wat meer centen voor meer collega’s.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

De totale achterstand van UWV bedroeg eind april van dit jaar 32.048 sociaal-medische beoordelingen (4.645 claimbeoordelingen, 6.044 eerstejaars Ziektewetbeoordelingen, 21.359 herbeoordelingen)[1]. In de eerste helft van dit jaar heeft UWV weliswaar meer dan vijftig artsen in dienst kunnen nemen, maar de capaciteit is onder aan de streep wel gedaald ten opzichte van eind 2019. Het is dus zaak om de verzekeringsartsen zo effectief en efficiënt mogelijk te gebruiken. Dat kan door wijzigingen in overheidsbeleid, zoals de gewijzigde toetsing van het re-integratieverslag en ook door aanpassing in werkmethodes bij de uitvoeringsinstelling. Voor wat betreft dat laatste is taakdelegatie het toverwoord.

Het ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid heeft professor A.C. Hendriks (Hoogleraar Gezondheidsrecht aan de Universiteit Leiden) gevraagd om te beoordelen welke wijzigingen in wet- en regelgeving nodig zijn om taakdelegatie verder uit te kunnen breiden. Ook is Hendriks gevraagd te beoordelen of het wettelijk is toegestaan dat een basisarts (onderdelen van) de claimbeoordeling uitvoert. Om met het laatste te beginnen; wetten als de WIA en de Wajong gaan uit van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat volgens het Schattingsbesluit moet worden uitgevoerd door een verzekeringsarts. De Ziektewet is minder specifiek en handelt ook over ‘een door UWV aangewezen arts’. Hendriks stelt dat het Schattingsbesluit, de rechtspraak en de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde niet uitsluiten dat een basisarts, al dan niet na een vervolgopleiding, voldoende bekwaam is om minstens een deel van een claimbeoordeling zelfstandig uit te voeren. Op basis van dit rapport wil Koolmees wetswijzigingen doorvoeren. Belangenbehartiger van verzekeringsartsen Novag[2] vraagt zich echter af waarop die conclusie van vermeende bekwaamheid van basisartsen gebaseerd is. Verzekeringsgeneeskunde is een vak waarin complexe beoordelingen worden verricht die bovendien grote maatschappelijke gevolgen hebben, zowel individueel als voor het collectief. In de opleiding tot basisarts is er weinig aandacht voor de sociale geneeskunde en het maken van de vertaalslag van aandoeningen en klachten naar objectiveerbare beperkingen, aldus de Novag. We zijn benieuwd hoe Koolmees de taakdelegatie bij de claimbeoordeling wil wijzigen en welke rol hij voor de basisarts weggelegd ziet.

Ook beleidswijzigingen zijn een manier om werkvoorraad aan te pakken. Begin dit jaar is UWV gestart met een experiment voor de doelgroep WGA 80-100. Het gaat hier om volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikten die momenteel op de werkvoorraad van verzekeringsartsen drukken. De artsen moeten namelijk een herbeoordeling plannen, aangezien de situatie volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt geacht wordt een tijdelijke te zijn. In het experiment zijn die geplande herbeoordelingen niet meer nodig. Een sociaal-medisch verpleegkundige en/of een medisch secretaresse krijgen in dit experiment de ruimte en verantwoordelijkheid om op een juiste manier contact te houden met de doelgroep en hun ontwikkeling te volgen. Als die ontwikkeling daartoe aanleiding geeft, dan kan een herbeoordeling volgen. Ook hier plaatst de Novag kritische kanttekeningen. Volgens de vereniging wekt UWV de suggestie dat de doelstelling van het experiment is om WGA 80-100% medisch beter te monitoren en op het juiste moment herbeoordelingen te plannen. Het budget voor het personeel dat medische beoordelingen verricht zal echter niet worden uitgebreid. Dit betekent dat het aantal verzekeringsartsen evenredig moet dalen, als er extra verpleegkundigen worden ingezet in de WIA. Kortom: de extra inzet van de sociaal medisch verpleegkundigen doet de capaciteit van verzekeringsartsen voor herbeoordelingen dalen. Voor UWV en Koolmees is de werkwijze wel goed nieuws. Met het monitoren van de voorraad komen de formele herbeoordelingsdata te vervallen, waarmee de achterstanden in herbeoordelingen plots een stuk lager zijn. Dat is een bericht waar je mee aan kan komen in de Tweede Kamer.

We kunnen ons goed voorstellen dat de Novag liever andere oplossingen ziet. Een deel van die oplossing ligt mogelijk ook bij haar eigen leden. Begin dit jaar werkten 629 verzekeringsartsen voltijd (621 FTE) en 484 verzekeringsartsen in deeltijd (342 FTE). In de gesprekken met medewerkers besteedt UWV dan ook aandacht aan de mogelijkheden om een groter aantal uren per week te gaan werken[3].

Los van de geplande wijzigingen in de claimbeoordeling is het claimbeoordelings- en borgingssysteem van UWV voor veel betrokken partijen nogal ondoorzichtig. Voor casemanagers, arbeidsdeskundigen en andere geïnteresseerden organiseren wij daarom een expertsessie over de UWV-claimbeoordeling. Meer informatie

 

 

[1] Kamerbrief 2020-0000088741, 30 juni 2020

[2] Nieuwe Orde van Verzekeringsartsen Arbeid & Gezondheid

[3] Stand van de uitvoering sociale zekerheid, 26 juni 2020