De Wet Werk en zekerheid (Wwz) moet flex werk minder flex maken en vast werk minder vast. Dat laatste zou moeten betekenen dat werkgevers en werknemers met een vast dienstverband makkelijker uit elkaar kunnen gaan. Uitkomsten van een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van beroepsverenigingen van arbeidsrechtadvocaten, juristen en rechters (VAAN en VvA), suggereren echter
Wwz goed of niet?

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.
De Wet Werk en zekerheid (WWZ) moet flex werk minder flex maken en vast werk minder vast. Dat laatste zou moeten betekenen dat werkgevers en werknemers met een vast dienstverband makkelijker uit elkaar kunnen gaan. Uitkomsten van een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van beroepsverenigingen van arbeidsrechtadvocaten, juristen en rechters (VAAN en VvA), suggereren echter dat er veel minder vaak toestemming wordt gegeven voor ontslag. Gelukkig weet Asscher dat het in de praktijk wel meevalt.
Volgens het VAAN en VvA onderzoek is het aantal keren dat rechters een aangevraagd ontslag verbieden meer dan verdubbeld en bij de rechtbanken in Amsterdam en Rotterdam zelfs verviervoudigd. Sinds de invoering van de Wwz een jaar geleden is 40% van de ontslagverzoeken afgewezen, terwijl dat voor de invoering slechts 10% was. Waarom valt het dan toch wel mee?
Asscher wijst allereerst op de gepubliceerde jurisprudentie die andere cijfers laat zien. Hierbij ligt het aandeel afgewezen ontslagverzoeken rond de 30%, hetzelfde niveau als voor invoering van de WWZ. Daarnaast is de Wet kort geleden ingevoerd. Asscher stelt dat de praktijk enige tijd nodig heeft om gewend te raken aan het werken met een nieuwe wet, en dat de interpretatie daarvan en omgang daarmee kan verschillen per rechter. Hoger beroep kan meer uniformiteit brengen, maar ook dat is een kwestie van tijd. Het is dus ook een kwestie van tijd voordat we de vraag kunnen beantwoorden of de Wwz op dit punt goed is of niet.
Waar we niet meer op hoeven te wachten is de vormgeving van de eenmalige tegemoetkomingen voor WW-gerechtigden die door de WWZ een lagere uitkering hebben ontvangen dan eigenlijk de bedoeling is. Het dagloon wordt namelijk vastgesteld door het verdiende inkomen in een refertejaar te delen door 261. Dit heeft gevolgen voor werknemers die niet alle dagen in het refertejaar gewerkt hebben. Een tweede nadeel is er voor de werknemer die na een periode van loondoorbetaling ziek wordt. Een werknemer krijgt in het tweede ziektejaar vaak 70 procent van het loon doorbetaald. Omdat dit bij aansluitende werkloosheid de referteperiode is voor de WW-uitkering, valt die uitkering fors lager uit. De dagloonvaststelling wordt gerepareerd, maar dat kan niet met terugwerkende kracht. Daarom is een eenmalige tegemoetkoming bedacht.
Bij de berekening daarvan wordt beoordeeld wat de WW-uitkering op basis van de regels na reparatie zou moeten zijn. Het verschil sinds de invoering van de Wwz zal de eenmalige tegemoetkoming zijn. UWV maakt gebruik van een aantal aannames, zoals bijvoorbeeld een gemiddelde indexering van het dagloon van voor werkloosheid of ziekte. Hierdoor kan de eenmalige tegemoetkoming zorgen voor een hogere of lagere uitkering dan eigenlijk toegekend zou moeten worden. Het is te belastend voor UWV om alle uitkeringen exact te herrekenen.
Tot slot willen we u de berekeningsformules van de eenmalige tegemoetkoming niet onthouden:
Allereerst: (UKHkm – UKkm) = uk% * (DLH – DL) * ardkm en vervolgens: ETK= (UKHt – UKt ) = uk% * (DLH – DL) * ardt
We hopen, waarschijnlijk met meerdere inkomensadviseurs, dat deze formules geen PE-materiaal worden. Maar anders kunt u hier de toelichting lezen.


