Terug naar overzicht
21 september 2015

Wijzigingen mobiliteitsbonussen

De Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten regelt dat er tot 2020 extra banen worden gecreëerd voor werknemers met een arbeidsbeperking. Voor het aannemen van een Wajonger is een mobiliteitsbonus beschikbaar van maximaal 7.000 euro. Voor een arbeidsbeperkte was er tot voor kort geen

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

De Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten regelt dat er tot 2020 extra banen worden gecreëerd voor werknemers met een arbeidsbeperking. Voor het aannemen van een Wajonger is een mobiliteitsbonus beschikbaar van maximaal 7.000 euro. Voor een arbeidsbeperkte was er tot voor kort geen mobiliteitsbonus beschikbaar. Inmiddels is de regeling voor premiekortingen gewijzigd zodat er geen verschil in korting bestaat bij het aannemen van een arbeidsbeperkte vanuit de Participatiewet of een Wajonger. Zoals u eerder in de digi-kwest heeft kunnen lezen, is deze wijziging budgetneutraal uitgevoerd. Dat betekent dat de korting voor de gehele doelgroep is vastgesteld op 1.800 euro, een stuk lager dan de 7.000 euro die gold bij het in dienst nemen van een Wajonger. Er is inmiddels weer een wetswijziging voorgesteld die de bonus een klein beetje ophoogt naar 2.000 euro. Dit hebben we te danken aan scholingsbelemmerden.

Leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso), praktijkonderwijs (pro) en entreeopleidingen kunnen bij het UWV een doelgroepsverklaring krijgen voor de banenafspraak. Op basis van de huidige wetgeving komt een werkgever bij het in dienst nemen van een werknemer met scholingsbelemmeringen nog in aanmerking voor een bonus van maximaal 7.000 euro. Dat is volgens Staatssecretaris Klijnsma niet de bedoeling aangezien de mobiliteitsbonus gelijk moet zijn voor de gehele doelgroep. Zij heeft een wetswijziging voorgesteld die er voor zorgt dat ook de bonus voor het in dienst nemen van een scholingsbelemmerde die onder de banenafspraak valt, gelijk wordt getrokken.  Deze wijziging levert een besparing op die kan worden doorvertaald naar een ophoging van het bedrag naar 2.000 euro voor de hele doelgroep banenafspraak.

Er is nog een ingrijpender wijziging in de maak. Volgens Staatssecretaris Wiebes van Financiën is de huidige systematiek van premiekortingen complex, zowel voor de werkgever als voor de Belastingdienst, er is sprake van verzilveringsproblematiek en het is bovendien moeilijk controleerbaar, niet fraudebestendig en weinig robuust. Het wetsvoorstel tegemoetkomingen loondomein (Wtl) moet het makkelijker en nog aantrekkelijker maken om arbeidsbeperkten in dienst te nemen. Daarnaast wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om werknemers met een laag inkomen een baan te bieden: het lage-inkomensvoordeel. Een overzicht van de voorgestelde regeling:

Lage-inkomensvoordeel (LIV)

Het lage-inkomensvoordeel is bedoeld om de arbeidsparticipatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt te stimuleren. Voor werkgevers geldt het volgende:

  • Het voordeel bedraagt maximaal 2.000 euro per werknemer per jaar op basis van een 38-urige werkweek voor werknemers met een loon tussen 100 en 110% van het wettelijk minimum loon, die in één jaar ten minste 1248 uur gewerkt hebben bij dezelfde werkgever.
  • Voor elke werknemer met een loon tussen 110 en 120% van het wettelijk minimum loon bedraagt het loonkostenvoordeel, onder dezelfde condities, maximaal 1000 euro.
  • Toekenning is naar rato van aantal gewerkte uren in een jaar.

Loonkostenvoordeel (LKV)

Loonkostenvoordeel is bedoeld voor werkgevers die een werknemer met afstand tot de arbeidsmarkt in dienst nemen. Om in aanmerking te komen voor LKV moet er een doelgroepverklaring zijn afgegeven  

  • Op jaarbasis bedraagt het voordeel maximaal 6.000 euro;
  • De bestaande premiekortingen worden omgevormd tot loonkostenvoordelen, met uitzondering van de lopende premiekorting jongeren omdat dat om een tijdelijke regeling gaat.
  • Het maximum van het loonkostenvoordeel voor de ‘doelgroep banenafspraak’ is 2.000 euro op jaarbasis.

De tegemoetkomingen worden niet zoals nu het geval is verrekend met de verschuldigde premies voor de werknemersverzekeringen, maar in het jaar volgend op het kalenderjaar waar de tegemoetkoming betrekking op heeft door de Belastingdienst uitbetaald.