Terug naar overzicht
11 november 2019

Wajong wijzigt met te weinig garantie

Vorige week heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel ter ‘Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong’ aangenomen. Een krappe meerderheid van 54 procent van de parlementariërs stemde voor de wijzigingen.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

Uitgangspunt van de nieuwe regels voor het berekenen van de uitkering is dat (meer) werken altijd loont in de Wajong, conform de systematiek van de WIA. Daarnaast wordt het oerwoud aan Wajongregelingen verkleind tot in beginsel een regeling voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen en een regeling voor hen die geen arbeidsvermogen hebben. De logische vraag is dan ook waarom niet alle parlementariërs de Wajong-wijzigingen van Staatssecretaris Van Ark juichend ontvangen hebben.

Bij de behandeling van de voorstellen voor aanpassing van de Wajong, bleek dat het grootste pijnpunt de garantieregeling is.  Van alle Wajongers die werken als de vernieuwde wetgeving ingaat, vergelijkt het UWV de oude uitkering met de uitkering op basis van de nieuwe regels. Als de uitkering op basis van de nieuwe regels lager uitkomt, dan krijgt de Wajonger een garantiebedrag zodat zijn inkomen gelijk blijft ten opzichte van de oude situatie. Als de Wajonger zijn baan verliest, dan is er geen recht meer op de garantie-aanvulling. Alleen als de Wajonger binnen twee maanden opnieuw een baan heeft, dan kan de garantie-aanvulling weer worden verstrekt. Bijna alle Tweede Kamerfracties vinden die termijn van twee maanden te kort. Voor een krappe meerderheid is het echter geen reden om tegen het volledige wetsvoorstel te stemmen.

De groep die voornamelijk door de beperkte garantieregeling getroffen zullen worden zijn Wajongers die gebruik maken van de Bremanregeling. Bij jonggehandicapten die in de oWajong of voortgezette werkregeling zitten, minimaal 20% van het minimumloon verdienen, werken met loondispensatie en een jobcoach, wordt het inkomen aangevuld tot ten hoogste 120 procent van het minimumloon. De mogelijkheid van deze aanvulling, ook wel de Bremanregeling genoemd, is ontstaan door een afwijkend, veelal hoger inkomen bij jonggehandicapten die werken in de sociale werkvoorziening. Als op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening wordt gewerkt, dan heeft een jonggehandicapte recht op het functieloon dat in de cao voor de sociale werkvoorziening is vastgelegd. De inkomensongelijkheid die zo kan ontstaan tussen enerzijds Wajongers die bij een reguliere werkgever werken met een minimumniveau aanvulling vanuit de Wajong en anderzijds de Wajongers die werken in een WSW-bedrijf is ongewenst. Naast dat het niet redelijk is naar de eerste groep, zorgt het ervoor dat het voor jongeren in de WSW niet rendabel is om bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan. De Bremanregeling komt te vervallen en dat wordt voor werkende Wajongers effectief op het moment dat zij hun werk verliezen en niet binnen twee maanden een nieuwe baan hebben.

Dat de garantieregeling nuttig is voor de portemonnee van Wajongers blijkt uit de berekeningen die zijn gemaakt voor de situaties waarin de regeling verlengd zou worden. Als de garantieregeling niet twee maanden, maar twee jaar zou gelden, dan zou daar een kostenplaatje van 67 miljoen euro tegenover staan. Met die uitbreiding zou er volgens vooral de oppositiepartijen een veel fatsoenlijker wetsvoorstel liggen, maar de Staatssecretaris wil er niet aan. Zij stelt de Tweede Kamerleden wel gerust met de positieve opmerking: ‘Het voorliggende wetsvoorstel is echt voor heel veel mensen een goede stap op het gebied van de inkomenssituatie en op het vergroten van de kans op werk’.

Wijzigingen

Bij de behandeling van het Wetsvoorstel zijn twee moties aangenomen die de uitkering van een Wajonggerechtigde kunnen beïnvloeden. Voor een Wajonger die gaat werken wordt de uitkering niet gebaseerd op het wettelijk minimumloon, maar op het functieloon. Indien iemand werkt op een functie op het niveau van het wettelijk minimumloon, dan verandert er niets. Maar de grondslag kan wijzigen omdat iemand op basis van een vooropleiding, behaald diploma of verworven competenties een ander functieloon heeft. De grondslag wordt dan het functieloon.

Een tweede wijziging gaat over de hierboven beschreven garantieregeling. De periode waarin de garantieaanvulling kan herleven bij werkhervatting wordt verruimd van twee maanden naar een jaar. Met deze wijziging is extra 47 miljoen euro gemoeid.

Behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer staat gepland op 10 december.