Terug naar overzicht
14 juni 2021

Vakantie!

Malta is groen, Sint-Eustatius ook, Bonaire is geel net als Aruba en de Canarische eilanden. Kortom; we kunnen op vakantie. Werknemers hebben ieder jaar een wettelijk recht op minimaal vier keer het aantal wekelijkse werkuren. Daarnaast kan er in de arbeidsovereenkomst nog een aantal bovenwettelijke vakantiedagen zijn afgesproken. Vakantie is leuk, maar dan moet er wel iets te doen zijn, iets wat door de coronapandemie het afgelopen jaar ietwat tegenviel. Het gevolg is dat veel werknemers een aardig opgelopen verlofsaldo bezitten. Een overschot aan vakantiedagen, daar zal een werkgever ook iets mee moeten.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

De vakantiedagen die een werknemer opbouwt worden als het goed is allemaal opgenomen zodat de werknemer voldoende in staat is uit te rusten van gedane arbeid. Vakantiedagen die in een kalenderjaar niet zijn opgenomen, vervallen zes maanden na dat kalenderjaar (art. 7:640a BW). Dat gaat echter niet automatisch. De Wet bepaalt ook dat de werknemer redelijkerwijs in staat moet zijn geweest die vakantiedagen op te nemen. De vraag vanuit ons vakgebied is dan natuurlijk of een zieke werknemer in redelijkheid in staat is om vakantie op te nemen. Volgens de wetgever is dit het geval als aan een zieke werknemer ook re-integratieverplichtingen zijn opgelegd. Deze werknemer zal tijdens zijn re-integratie dus ook in staat gesteld moeten worden om van die verplichtingen uit te rusten door middel van een vakantie.

Als een werknemer zijn vakantie niet tijdig heeft opgenomen, dan vervallen de vakantiedagen niet automatisch. De werkgever moet een werknemer namelijk niet alleen in staat stellen de vakantie op te nemen, hij moet de werknemer ook wijzen op het gevaar dat zijn niet opgenomen vakantiedagen zullen vervallen[1]. Wens uw werknemers dus binnenkort een fijne vakantie en vergeet niet te melden dat er binnenkort wellicht wat vakantiedagen op wellicht minder aangename wijze kunnen verdwijnen.

 


[1] ECLI: EU:C:2018:872 en ECLI: EU:C:2018:874