Het kabinet heeft in het hoofdlijnakkoord een recht op vergissen aangekondigd. Het gaat er daarbij om dat wanneer burgers een vergissing maken in een sociale regeling, dat niet gelijk afgestraft wordt. Het handhavingsinstrumentarium moet daarvoor worden aangepast. Een recht op vergissen was dus een vergissing.
Recht op niet bestraffen
Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.
De verwijtbaarheid van fouten en de consequenties van fouten binnen de sociale zekerheid is al wat langer onderwerp van gesprek en heeft dankzij de Toeslagenaffaire een flinke impuls gekregen. In 2020 vond het kabinet dat een fout niet meteen zou moeten leiden tot het stempel fraudeur. Daar staat tegenover dat willens en wetens de regels overtreden het draagvlak voor ons sociale stelsel ondermijnt. Als we ons focussen op de werknemersverzekeringen dan lijkt het met het willens en wetens mee te vallen. UWV geeft aan dat van alle meldingen die UWV in onderzoek neemt op jaarbasis bij slechts een klein aantal kan worden bewezen dat er naast verwijtbaarheid sprake is van (bewuste) opzet. In voorkomende gevallen kiest UWV voor een strafrechtelijke afhandeling van de overtreding in de vorm van aangifte bij het Openbaar Ministerie (OM). In 2019 ging het om 42 processen verbaal[1].
Toch achtte het kabinet het mede op verzoek van de SVB en Gemeenteambtenaren nodig om het handhavingsinstrumentarium te herijken. Als uitgangspunten gelden daarbij het centraal stellen van de menselijke maat en vertrouwen. In 2023 resulteerde al dit moois in een wetsvoorstel met een uniform afwegingskader waarbij uitkeringsinstanties na een overtreding kunnen waarschuwen, een (voorwaardelijke) boete kunnen opleggen of geheel afzien van een sanctie. Wat passend is wordt bepaald in een toelichtingsgesprek met de uitkeringsgerechtigde.
Concreet betekent de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord dat het wetsvoorstel Herijking handhavingsinstrumentarium verder wordt behandeld in het parlement. Wel zijn er enkele wijzigingen. Nieuw is de uitgebreidere aandacht voor terugvordering en kwijtschelding. Zo wordt terugvordering beperkt als een uitvoeringsinstantie te laat reageert op een signaal van de uitkeringsgerechtigde dat er een fout wordt gemaakt. Bij kwijtschelding moet de termijn waarna een restschuld, die is ontstaan door een schending van de inlichtingenplicht, bekort worden van 10 naar 5 jaar.
Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is nog steeds dat op een fout niet automatisch een boete of maatregel moet volgen. De uitvoering krijgt de ruimte om op basis van een afwegingskader te beslissen of een sanctie op zijn plaats is en zo ja, welke sanctie dan evenredig is. Het toelichtingsgesprek om de handhavingsmethode te bepalen is echter komen te vervallen vanwege zwaarwegende bezwaren op het gebied van de uitvoering. De uitvoeringsinstanties willen deze inschatting zelf kunnen maken. Een vergisrecht wordt nadrukkelijk niet geïntroduceerd, Wel komt er dus een wettelijke verruiming van de mogelijkheden om met vergissingen om te gaan. Begin volgend jaar wordt het wetsvoorstel behandeld in de Tweede Kamer.
[1] Kamerstukken II, 2020/21, 17050, nr. 596, p.3