Terug naar overzicht
10 december 2018

Later pensioen is langer gezond

Dat niet iedereen gelukkig is met de stijgende AOW-leeftijd is een understatement. Zo vindt vakvereniging FNV dat de AOW-leeftijd bevroren moet worden op 66 jaar. Mensen met zwaar werk moeten daarnaast eerder kunnen stoppen en 45 jaar werken is genoeg. Een belangrijk bezwaar tegen de verhoging van de AOW-leeftjd, is dat het voor werknemers in toenemende mate onmogelijk wordt om in goede gezondheid de eindstreep van het werkzame leven te bereiken. Het Centraal Planbureau (CPB) zocht uit of dat wel klopt.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

 

Met ingang van 1 januari 2013 is de AOW-leeftijd stapsgewijs verhoogd. In 2013 was die verhoging  één maand en vervolgens zou de AOW-leeftijd verder oplopen naar 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. In 2013 heeft kabinet Rutte II er echter nog een tandje bijgezet door de AOW-leeftijd versneld te verhogen naar 66 jaar in 2018 en naar 67 jaar in 2021. Door de ingevoerde koppeling aan de levensverwachting zal de AOW-leeftijd in 2060 volgens de huidige prognose 71 jaar en drie maanden zijn. CPB is in de literatuur gedoken en heeft onderzocht of deze stijgende AOW-leeftijd zorgt voor stijgende arbeidsongeschiktheidslasten. Daarnaast onderzocht het bureau of de stijgende levensverwachting betekent dat er meer gezonde jaren bijkomen die werkend kunnen worden doorgebracht.

Om met de eerste vraag te beginnen; deze is volgens CPB lastig te beantwoorden. Dat komt omdat niet alleen de AOW-leeftijd wijzigt. Allereerst wijzigt de doelgroep; werkenden in Nederland zijn steeds hoger opgeleid. Mede daardoor wijzigen ook werkzaamheden. Werk is fysiek steeds minder zwaar geworden en mentaal meer uitdagend. Daar staat tegeover dat het werk mogelijk wel stressvoller is geworden. Ook de gezondheidszorg staat niet stil; er zijn steeds meer diagnose- en behandelmogelijkheden. Verder is de sociale zekerheid op het terrein van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid alsmaar activerender geworden.

CPB is in de boeken gedoken en concludeert dat de levensverwachting stijgt en het aantal ziektejaren voor overlijden vrijwel stabiel blijft. De ontwikkeling van de gezonde leeftijdsverwachting loopt bijna in de pas met de ontwikkeling van de levensverwachting. Als de AOW-leeftijd stijgt naar 70 jaar, dan zal het aandeel arbeidsongeschikten onder de toekomstige 65- tot en met 69-jarigen naar verwachting wel wat hoger zijn dan onder de huidige 60- tot en met 64-jarigen, maar de stijging blijft volgens het bureau waarschijnlijk beperkt. Kortom, we worden ouder in goede gezondheid terwijl de gezondheidszorg blijft verbeteren.

Over het langer doorwerken kan CPB overigens nog een interessante bijdrage in de discussie leveren. Onder mannen is de bruto participatiegraad in de leeftijdsgroep 60-65 jaar gestegen van 30,2 procent in 2003 naar 71,4 procent in 2017 en onder vrouwen van 14,7 procent naar 48,0 procent. Dit is – althans voor mannen – in feite een terugkeer naar de tijden van vóór het bestaan van de grootschalige VUT-regelingen uit de jaren tachtig en negentig. Tot begin jaren zeventig was doorwerken in de leeftijdscategorie 60-65 nog gebruikelijker dan nu. We mogen dus voor wat betreft werken tot de AOW-leeftijd een voorbeeld nemen aan de generatie voor de babyboom-generatie.

U kunt het rapport van het CPB op deze plaats doornemen.