Terug naar overzicht
18 mei 2020

Gedragscode beroepsziektes

Begin 2018 stelde Staatssecretaris Van Ark problemen aan de orde die spelen bij werkgeversaansprakelijkheid voor beroepsziektes. Bij beroepsziektes moet je bewijzen dat de ziekte is ontstaan door de huidige of vroegere werkzaamheden van de werknemer. Omdat dit niet eenvoudig en daarmee tijdrovend is, duurt de gemiddelde behandeltermijn van een claim bij een opgelopen beroepsziekte rond de zes jaar. Vanzelfsprekend is er een commissie ingesteld die oplossingen moet zoeken voor de knelpunten. De verrassende boodschap van die commissie is dat zij het aansprakelijkheidsrecht ongemoeid laat.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

Dat gebeurt niet omdat de commissie onder leiding van oud CNV- en FNV-bestuurder Ton Heerts concludeert dat het aansprakelijkheidsrecht goed werkt bij de afhandeling van beroepsziektes. De commissie constateert dat het inherent is aan aansprakelijkheidsrecht dat partijen tegenover elkaar komen te staan. Voor werknemers betekent dat in beginsel ook een drempel omdat zij hun werkgever niet tegen zich in het harnas willen jagen. Soms is er echter helemaal geen werkgever meer op het moment dat de gevolgen van de beroepsziekte zich manifesteren. Verder is de positie in het aansprakelijkheidsrecht van zzp’ers, uitzendkrachten, mensen met een nul-uren-contract, payroller’s en mensen die meerdere banen combineren, omgeven met grote juridische onzekerheden. Al met al komt de commissie tot de conclusie dat het aansprakelijkheidsrecht niet zo vormgegeven kan worden dat de problemen bij de claimafhandeling van beroepsziekten opgelost kunnen worden.

Wat dan wel?

De nadruk ligt op preventie; als er geen beroepsziekte ontstaat dan bestaat er ook geen probleem met de claimafhandeling ervan. Dat moet door beter gebruik van de huidige instrumenten als de RI&E en een versterking van de positie van de bedrijfsarts bij preventie van beroepsziekten. Daarnaast pleit de commissie voor een voor de oprichting van een onafhankelijke gezaghebbende en interdisciplinaire arbeidsgeneeskundige organisatie voor stoffen-gerelateerde beroepsziekten. Mocht er onverhoopt een beroepsziekte zijn vastgesteld dan moet er voor het slachtoffer een algemene (gefixeerde) tegemoetkoming volgen.

Algemene tegemoetkoming beroepsziekten

De tegemoetkoming beroepsziekten moet beschikbaar zijn voor werkenden. In lijn met het advies van de Commissie Regulering van Werk adviseert de commissie om ook hier de kloof tussen de verschillende arbeidsrelaties en contractvormen te dichten. De hoogte van de tegemoetkoming houdt geen verband met de feitelijke schade die een werkende door zijn ziekte lijdt. De commissie pleit voor een gefixeerde tegemoetkoming in de vorm van een eenmalig uit te keren vast normbedrag (rond € 21.000). Het toekennen van de vergoeding staat los van de vraag of de werkgever voor de beroepsziekte aansprakelijk is, of aansprakelijk gesteld kan worden.

De tegemoetkoming moet snel, on-bureaucratisch en zonder hoge drempels verkregen kunnen worden. Voorwaarde voor toekenning van een tegemoetkoming aan een werkende vormt het oordeel van een aan te wijzen onafhankelijke arbeidsgeneeskundige organisatie, dat de aanvrager lijdt aan een beroepsziekte als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen. De organisatie moet daarbij worden ondersteund met een vastgestelde lijst van stoffen-gerelateerde beroepsziekten. De tegemoetkomingen worden gefinancierd vanuit een Fonds Beroepsziekten, die gevuld wordt door werkgeverspremies die naar verwachting 0,1 procent van het sociaal verzekeringsloon zullen bedragen.

Los van- en naast de tegemoetkoming blijft de route in het aansprakelijkheidsrecht voor de getroffen werknemer open staan. Daarnaast wil de commissie dat er een passende boete komt voor bedrijven waar een beroepsziekte is geconstateerd en vast komt te staan dat de werkgever en/of de opdrachtgever zijn of haar verplichtingen verwijtbaar niet is nagekomen.

De Staatssecretaris dankt de commissie voor het geleverde werk en streeft ernaar uiterlijk in de tweede helft van 2020 met een inhoudelijke Kabinetsreactie te komen. Het volledige rapport van de commissie kunt u op deze plaats doornemen.