Terug naar overzicht
01 september 2017

En-kwestie: Vuile was

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

De minister van Sociale Zaken & Werkgelegenheid werd afgelopen week op het matje geroepen over de arbeidsomstandigheden in het inburgeringsonderwijs. Deze omstandigheden zouden nogal povertjes afsteken bij die van docenten in het ‘normale’ onderwijs. Het lijkt me dus dat de leerkrachten in het basisonderwijs nog maar eens twee keer moeten nadenken voordat ze weer een uur gaan staken. Enfin. Gelukkig kwamen de misstanden in het inburgeringsonderwijs aan het licht door twee docenten die de vuile was durfden buiten te hangen. Dat moet haast wel de ultieme noodkreet voor hen zijn geweest; een beetje aan vuile was zitten is immers niemands hobby. Ik bedacht dat afgelopen weekeinde toen ik de mand met vuile was van ons kinderkorps richting wasmachine zeulde.

Ik ben geen liefhebber van de was. Gelukkig doet de wasmachine het meeste en smerigste werk, maar het moet er nog wel allemaal ingestopt en uitgehaald worden. Vooral het instoppen kan een traumatische ervaring opleveren, wanneer je vingers aan andermans wasgoed lijken te blijven plakken. Dan is er nog het probleem dat wasgoed ongestraft een apartheidsregime in stand houdt. Het scheiden van de kleuren doe ik volgens mevrouw Vluggen overigens regelmatig verkeerd, waardoor kledingstukken tijdens het wassen een geinige, maar door niet iedereen gewaardeerde metamorfose ondergaan. Wat ‘metamorfose’ betreft volgen er nog grotere veranderingen na afloop van het wassen, dankzij de wiskunde van de wasdroger. Het is me een raadsel hoe complete vrouwenstammen (en een enkele papa-dag-man) aan de textuur van textiel kunnen voelen of een kledingstuk een ritje in de wasdroger zonder kleerscheuren kan overleven. Mij ontbreekt die gave in ieder geval compleet, met de nodige nadelige gevolgen op de man-vrouw-harmonie binnen ons huishouden. 

De combinatie kind en wasgoed ligt me, zover mogelijk, nog minder dan de was en droog combinatie. Nu moet ik eerlijk bekennen dat zoon nr. 2 zo goed als geen wasgoed genereert. Het lijkt er daarentegen op dat er wasgoed bij hem verdwijnt, vooral sokken. Het is een grote uitzondering als er bij het vouwen van de was twee identieke sokken van onze jongste te vinden zijn. Voor hemzelf is dat geen enkel punt. Als hij er op wordt gewezen dat hij twee verschillende sokken draagt, vraagt hij verbaasd of dat dan soms niet mag. Daarnaast draagt hij zijn sokken steevast binnenstebuiten, aangezien ze nou eenmaal zo tevoorschijn komen als hij het bolletje sokken ontvouwt.

Zoon nr. 1 zorgt wel voor kilo’s was. Hij bevindt zich namelijk al een poosje in een hyper-hygiënische fase. Tenminste; waar het zijn uiterlijk betreft. Zoveel besmettelijke ellende als hij achterlaat op het aanrecht, onder zijn bureau of in het toilet, zo proper is hij op zijn uiterlijk. Het is werkelijk waar de enige persoon die ik ken, die ook vóór het sporten gaat douchen. Ik lieg dit niet. Hij eet zelfs het liefst met ontbloot bovenlijf om vlekken op shirts te voorkomen en, anders dan om het even welke mannelijke Nederlander, verschoont hij dagelijks of vaker zijn ondergoed en sokken. Het gevolg is dat de wasmand steevast voor minstens de helft gevuld wordt met zijn garderobe. Of hij dankbaar is met alle noeste stomerijwerkzaamheden die mevrouw Vluggen en ondergetekende uitvoeren weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat het normaliter lijkt of hij niks te doen heeft en zijn dagen slijt in ledigheid, behalve op het moment dat ik hem vraag om te helpen met het vouwen van de was. Man man, wat heeft-ie dan ineens veel andere dingen te doen. Met spoed.

Anders dan bij zoon nr. 1 durf ik van onze dampende dochter niet met droge ogen te beweren dat zij in een hygiënische fase verkeert. Haar kledder-en-kleef-kamer durf ik al sinds de eeuwwisseling niet meer in. Merkwaardig genoeg zorgt ons dametje toch voor bijna de andere helft van het te verwerken wasgoed. Inmiddels is dat raadsel trouwens opgelost.  Madame past namelijk enkele outfitjes per dag. Als een bepaalde kledingcombinatie niet aan haar verwachtingen voldoet, dan worden de kledingstukken op de grond geflikkerd en wordt een volgende twijfelachtige combinatie geprobeerd. Dit alles herhaalt zich net zo lang tot zij tevreden is over haar ‘look’ en de grond van haar slaapkamer onvindbaar is geworden. Je zou als welopgevoed meisje dan natuurlijk voortvarend de niet te gebruiken kledij van de grond kunnen rapen, netjes opvouwen en op de juiste plek in de kledingkast kunnen opbergen. Het blijkt echter veel minder werk te zijn om ze gewoon in de wasmand te mikken. Binnen een dag voltrekt zich dan het prachtige mirakel: welriekend en keurig opgevouwen worden ze weer op je kamertje bezorgd door een van de senioren van housekeeping.

Maar goed, laat ik dit allemaal maar voor mezelf houden, want het gaat u eigenlijk niets aan hoe bij ons de was verkeert. Ik ben wat dat betreft niet van plan om onze vuile was buiten te hangen, mocht u dat soms denken.