Terug naar overzicht
14 juni 2021

En-kwestie: Tuh-hie-zus

Begin deze maand schreef minister Koolmees een brief aan de Tweede Kamer over onze onvolprezen WIA-wetgeving. Iemand die in aanmerking komt voor WIA wordt bekeken door het UWV. Een arbeidsdeskundige gaat dan verzinnen welk werk iemand nog wel kan ondanks lichamelijk en/of geestelijk malheur. Bij die zoektocht naar werk wordt ervan uit gegaan dat een werknemer een beetje Nederlands kan. Een beetje Nederlands is meer dan voldoende voor werk met een laag functieniveau; veelal fysiek werk. Er is nu een toestand met laagopgeleide mensen die teveel arbeidsongeschikt worden verklaard door het UWV, omdat ze geen fysiek werk aankunnen en de Nederlandse taal niet helemaal machtig zijn. Koolmees vindt dat uiteraard onwenselijk, maar ziet niet direct een oplossing. Nou, ik denk dat het vanzelf allemaal wel goed komt. Ik moest daar afgelopen weekend aan denken toen zoon nr.1 trots thuiskwam.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

Zoon nr.1 is een slim ventje. Inmiddels heeft-ie er een paar jaar universiteit opzitten en het was zodoende tijd geworden dat hij een proeve van bekwaamheid ging afleggen. Vol verwachting naar zijn proefschrift wachtten mevrouw Vluggen en ikzelf hem dus afgelopen weekend op. Het werd voor mij een flinke teleurstelling. Hoewel de heren van de universiteit helemaal tevreden waren met zijn geleverde werk, snapte ik er geen snars van. Allereerst was er helemaal geen proefwerk. Hij heeft een thesis geschreven. En dan geen ‘tee-sis’, maar een ‘tuh-hie-zus’, op z’n Engels zeg maar. Vooruit, ieder z’n thing, maar vervolgens bleek dat het hele tiesusding ook nog in onbegrijpelijk Engels was geschreven. Hij zit hier nota bene gewoon op het platteland op school!

Met dochterlief lijkt het niet anders te gaan worden. Zij heeft besloten in Maastricht te studeren, vlak bij de grens dus. Vanwege een wat merkwaardige financieringsstructuur heeft haar scholingsinstituut voornamelijk Belgische en Duitse leerlingen, maar de gekozen voertaal op school is vreemd genoeg Engels. Handig met alleen Nederlandse docenten die de Engelse taal zelf overduidelijk niet machtig zijn. Ik mocht dat onlangs zelf meemaken, toen ze een week thuis zat in verband met enkele onvolkomenheden in de Maastrichtse wifi-faciliteit. De zoomsessie tussen daughter darling en haar leraar (die door haar overigens steevast ‘tutor’ werd genoemd) was uitermate komisch doordat meneer Tutor overduidelijk het overdreven bekakte Engelse accent van zijn pupil niet kon ontcijferen.

Ik heb de hoop verloren dat het met zoon nr. 2 anders zal zijn. Hij is door zijn mentor enkele maanden geleden gestimuleerd om een extra ‘English class’ te volgen. Als gevolg daarvan loopt hij continu met een volleerd cockney accent hier op alles commentaar te leveren. Het is dat hij dankzij de zegeningen van Dumpert nog scheldt in het Russisch, anders had ik gedacht een mopperende Londense taxichauffeur in huis te hebben. Kortom; ze kletsen me alle drie in het Engels compleet onder tafel, die slimmerds. Maar Nederlands? De dt-regel is hen volledig onbekend. Evenals het onderscheid tussen realiseren en beseffen en ergeren en irriteren. ’t Kofschip zal waarschijnlijk nooit aanmeren en laten we het over het fokschaap maar helemaal niet hebben. Er groeit zo een complete generatie superslimme kinders op, die alleen op basaal niveau de Nederlandse taal beheersen. Dat probleem van laagopgeleiden in de WIA zal zich dus vanzelf wel oplossen!