Met de Wet Banenafspraak moeten er meer banen voor arbeidsbeperkten komen. Detacheren is dan geen oplossing, want dan komt er bij de ene werkgever een baan terwijl er bij de andere een verdwijnt. Het was dan ook de bedoeling dat een detachering alleen zou meetellen voor de banenafspraak, als er ook een nieuwe werkplek tegenover zou staan. Nu in de praktijk blijkt dat detacheren makkelijker gaat dan nieuwe beschutte werkplekken creëren, verandert Staatssecretaris Klijnsma gewoon de bedoeling. Ook zonder vervangende beschutte werkplek telt een detachering nu mee voor de banenafspraak. Dat is lekker realistisch. Dat moet Klijnsma wel van Asscher hebben geleerd. Realisme is namelijk meer iets voor mannen dan voor vrouwen. Ik moest daar vanmorgen aan denken toen mevrouw Vluggen met een gezicht op onweer de voordeur veels te hard achter zich dichttrok.
De vrouw speelt in het gezinsleven over het algemeen -en bij het opvoeden in het bijzonder- een positieve rol. De man is, noem het een stukje evenwicht, meer realistisch waar het gaat om de begeleiding van het jonge kroost richting zelfstandigheid. Ondanks onze juiste intenties lijkt het meestal lastig om voor de vaderlijke opvoedkundige bijdragen applaus te krijgen van ons feminien publiek. Tenzij het is met ons hoofd ertussen.
Neem onze dochter. Hoewel ze nog geen vijftien is, moet er toch zo nodig op zaterdagavond naar een feest gegaan worden. Vlak voor vertrek komt ze met te weinig textiel en te veel make-up de woonkamer in en zegt: ‘Mam, ik kom vannacht om twee uur thuis, want iedereen gaat om twee uur weg en dan hoef ik niet alleen naar huis te fietsen’. Mevrouw Vluggen kijkt me met licht vochtige ogen aan en prevelt: ‘wat ben ik blij dat ze al zo verantwoordelijk is!’. Als ik haar vervolgens uitleg dat ieder pubertje dat naar het feestje gaat de zelfde argumentatie bij zijn/haar ouders neerlegt en we dus feitelijk elkaars kinderen toestemming geven veel te laat naar huis te gaan, ben ik een negatieve zeur.
Met zoon nr. 1 blijk ik het ook niet goed te begrijpen. Toen hij afgelopen vrijdagavond naar ‘de stad’ wilde gaan, bleek zijn fiets een achterlicht te missen. Terwijl ik zijn kapsel in de war schreeuwde over de volgens mij onmogelijke gebeurtenis om, zonder dat het je eigen schuld is, meer dan drie keer in de maand een fietslamp in het niets te laten verdwijnen, werd ik door mevrouw Vluggen kordaat terecht gewezen. Onze wandelende gelreclame was volgens haar een verantwoordelijke verkeersveilige adolescent en ik een brommende bullebak.
Het zijn maar een paar voorbeelden; de lijst is eindeloos. Zo hebben we net de meivakantie achter de rug. Voor de pubers in Huize Hormonenoverschot houdt dit in dat ze rond de klok van 12 maar eens een douche pakken en aan een ontbijt gaan denken. Ik noem dat aartslui, mevrouw Vluggen merkt daarentegen op dat ze blijkbaar enorm in de groei zijn. Als ik vind dat, om het even welk van de drie vruchten, een brutale harses heeft, dan duidt mevrouw Vluggen dat er sprake is van een goede verbale ontwikkeling. De hele dag door appen en insta-en? Ik moet het een teken van sociale bevlogenheid vinden. Tering-herrie vanuit de speakers op de slaapkamer? Een bewijs van ontluikende bewustzijn op het gebied van kunst en cultuur, aldus mijn immer optimistische gade.
Nu ben ik de beroerdste niet en enige vorm van zelfreflectie kan voor de vader-moeder-harmonie binnen het gezin natuurlijk nuttig zijn. Daarom heb ik goed naar mevrouw Vluggen geluisterd en probeer, net als haar, sinds afgelopen weekend ongewenst kindergedrag op een minder realistische wijze te benaderen. Ik kan u inmiddels vertellen; ook da’s weer niet goed.
Mevrouw Vluggen had vanmorgen haast en moest vroeg met de auto richting een belangrijke vergadering. Op het moment dat ze haar manteltje aantrok kwam zoon nr. 1 binnen gesloft: ‘Muh fiets is lek’. Mevrouw Vluggen riposteerde gehaast: ‘wat erg lieverd, mamma moet nu gaan, tot vanavond!’ en ik riep ‘band!’. Het pukkeltje bleek echter niet tevreden met onze reacties en vroeg z’n moeder: ‘Kan je me niet effe naar school brengen?’. Toen mevrouw Vluggen zeer realistisch opmerkte: ‘ja daag, je bent gewoon te lui om je fiets te plakken!’ zag ik mijn kans schoon. In plaats van nogmaals ‘band!’ te roepen zei ik minzaam: ‘ach, lui, ik vind eigenlijk dat hij een goed inzicht ontwikkelt in de beschikbare vervoersmogelijkheden van ons gezin en het is prijzenswaardig dat hij zich niet te groot voelt om een hulpvraag neer te leggen op het moment dat het echt nodig is’.
Ons eerstgeboren gnoompje keek me even verbaasd als dankbaar aan en zei tegen z’n moeder: ‘nou, zullen we maar gaan dan?’. Terwijl zoon nr. 1 richting auto sjokte, wierp mevrouw Vluggen me een blik toe alsof ze spijt had van al die mooie jaren die we samen gedeeld hebben en trok de deur dusdanig hard dicht dat ik de stukadoor inmiddels een belletje heb gegeven.
Het zal wel even duren voordat mevrouw Vluggen weer optimistisch richting ondergetekende is. Daar moet ik realistisch in zijn.



