Vorige week wist het Centraal Bureau voor de Statistiek te melden dat het ziekteverzuim in de sector horeca het laagst is van allemaal. Dat kan natuurlijk niet waar zijn. Het ziekteverzuim zou daar juist het hoogst moeten zijn: onregelmatige werktijden, verleidingen van veel en vet voedsel tussendoor, altijd de fles dichtbij en de grootste verzuimfactor van allemaal, gasten.
Natuurlijk is een etentje op z’n tijd gezellig en gasten ontvangen is prima, maar als het elke dag moet dan gaat de lol er snel van af. Ouders weten dat. Vanaf de geboorte van de eerste vrucht staat er met hoofdletters HORECA op je voorhoofd geschreven. In fluorescerend geel. En het moet gezegd; in het begin is het best geinig. Kind op de arm: fles erin, kind op de schouder: boertje er uit en evenals een wit sliertje dat je op je schouder ontvangt. Enkele jaren en even zovele kinderen verder is de aardigheid echter volledig verdwenen. Voor het geval u niet weet waar ik het over heb –u bent dus geen vader of moeder- neem ik u mee naar een dagje horeca in huize Vluggen.
In de ochtend moeten er een paar broden doorheen. Gelukkig zijn mevrouw Vluggen en ik wegens vermeende zelfstandigheid van ons kauwende kroost inmiddels van onze smeertaak ontheven. Zoons en dochter creëren derhalve hun eigen lopend buffet. Zoon nr.1 en 2 gaan ‘kapotdeaud’ van de honger en moeten bovendien voor school een verhuisdoos aan boterhammen mee. Zoon nr.1 vindt daarbij dat er op iedere boterham ander beleg moet en als het even kan ook dubbel. Op de pindakaas moet hagelslag en kaas gaat niet zonder ham. Het logische gevolg is dat er niets meer te eten is zodra de kostwinners van het gezin van een ontbijt willen genieten. Behalve op de grond dan, dankzij zoon nr. 2 die de term lopend buffet weer eens te letterlijk heeft genomen. Dochterlief heeft daar geen last van; zij ontbijt enkele lurkjes cola, direct uit de fles, zonder haar ogen van het mobieltje af te halen.
Tussen de middag zijn er dankzij continuroosters geen al te grote eetstoornissen. Wel belt dochter dieet een keer of elf terwijl ik in een (vanzelfsprekend zeer belangrijke) vergadering zit. Omdat je op een gegeven moment toch gaat denken dat er misschien iets ergs aan de hand is, verlaat ik onder het stamelen van excuses de bespreking om haar snel even terug te bellen. Dan blijkt dat ons bel-hameltje zich afvroeg of ze een eitje mocht bakken. ‘Nou ja, ze vraagt het tenminste’, reageert mevrouw Vluggen vergoelijkend als ik ‘s avonds ongevraagd mijn hart lucht.
’s-Avonds duurt het altijd even voordat het diner in hotel-restaurant Vluggen op gang komt. Eerst moet er drie tot vier keer richting eerste verdieping worden gegild voordat dochter doof en zwakhorende zoons hun scherm verruilen voor de dis, ook wel bekend als de kakofonie der kaken. Ik had een pannetje nasi gemaakt, met voor zoon nr. 2 wat satésaus. Helaas had mevrouw Vluggen wat minder goed nagedacht en ‘lekker wat kroepoek voor erbij’ gekocht.
Zoon nr. 1 heeft de merkwaardige eetgewoonte om zijn mond wijd open te sperren, iets af te happen en pas na ongeveer drie keer kauwen aarzelend te beginnen met het sluiten van zijn mond: Kraak, Kraak, Kraak, kroepoek. Lekker. Zoon nr. 2 houdt niet van nasi en lost dit op door het op te lossen in een plas satésaus. Kauwgekraak is hier niet aan de orde, hij slurpt de bruine drek met onverholen enthousiasme naar binnen. Intussen laat hij zien hoe Darth Vader vliegensvlug, woesh!, zijn lightsaber trekt en stoot daarmee vanzelfsprekend zijn tot dat moment nog volle glas om.
Onze dochter doet het tijdens het diner meestal rustig aan, prikt een korreltje rijst op haar vorkje, brengt het naar haar mond en laat merkwaardig genoeg de helft onderweg op het tafelkleed vallen. Vervolgens pakt ze haar glas en zuigt een muizenslokje naar binnen. Het duurt doorgaans rond de veertig van deze kippenvelverwekkende zuiggeluidjes voordat haar glas leeg is. Tegen die tijd is ook haar bord leeg en het tafelkleed vol. Nu moet dat ding toch in de was dankzij zoon nr. 2 die heeft gedemonstreerd hoe je het beste een AK47 kunt afvuren en vergeten was dat-ie nog een lepel satésaus in zijn knuistje had.
Nu zult u zeggen: ‘maar het is toch juist gezellig met z’n allen aan tafel ’s avonds, even de dag doornemen blabla?’. Dat is ook zo en toch vraag ik me iedere avond af waarom het gros van de kinders gedurende de dag gemiddeld genomen een viertal woorden tegen me zegt die voor het merendeel bestaan uit ‘huh’ en zodra ze een mond vol eten hebben de neiging krijgen om het hoogste woord te voeren.
Gisteren was het beter; mevrouw Vluggen nam me mee naar een restaurant. Met het CBS-bericht in m’n achterhoofd ben ik er eens goed voor gaan zitten en het moet gezegd; ik zat helemaal fout. Ziekteverzuim in de horeca moet wel het laagst van allemaal zijn. Natuurlijk dienen de horecamedewerkers eters van voedsel te voorzien, maar zij worden daarvoor hartelijk bedankt en mogen vervolgens zo snel mogelijk weer weg van tafel. De enige conversatie bestaat uit het mompelen van de frase: ‘smaakt het?’ of ‘is het allemaal naar wens?‘ terwijl men langsloopt zonder een antwoord te verlangen of af te wachten. Als een gast iets omstoot dan wordt door haar gegeneerd excuses gemaakt en is een kind de dader dan wordt deze fatsoenlijk uitgefoeterd. En het allermooiste: zodra de eters klaar zijn, gaan ze weg. Maar niet voordat ze betaald hebben. Wat een wereldbaan. Ik zou het bijna gratis willen doen.



