Er is weer veel gedoe over nieuwe UWV-doctoren die arbeidsongeschikte mensen beter moeten maken via een herbeoordeling. Van herbeoordelen wordt het goedkoper. Werknemers met een uitkering zijn duur en bovendien vindt de overheid dat mensen zoveel mogelijk voor zichzelf moeten zorgen in plaats van afhankelijk te zijn van de overheid. Daar zal die overheid natuurlijk best gelijk in kunnen hebben, maar van een beetje afhankelijkheid is zelden iemand minder geworden. Eigenlijk ervaar ik in toenemende mate juist een tekort aan afhankelijkheid. Ik mis het.
Het is, tja, wat zal het zijn, nog maar een jaartje of twaalf geleden dat ik de fiets van zoon nr. 1 ontdeed van de zijwieltjes. Met mijn hand op zijn rug duwde ik hem rennend de straat af terwijl zijn beentjes als een razende rond gingen, proberend het tempo bol te werken. ‘Niet loslaten papa!’, hoor ik hem nog gillen. Nu had ik dat ook beter niet kunnen doen, maar zelfs na de botsing met de braamstruik bleef hij dankbaar afhankelijk en mocht ik hem uren troosten in m’n armen. De tijd van zijwieltjes is voorgoed voorbij, hij heeft inmiddels zijn eerste autorijles gepland staan.
Met dochterlief lijkt de tijd nog harder te vliegen. Het voelt als gisteren dat we vadertje en moedertje speelden met haar poppen. Zij was zowel strenge vader als zorgzame moeder en ik speelde twee ondeugende kinderen. Ophouden was geen optie, uren moest ik in een onmogelijke houding voor het poppenhuis blijven zitten. Vorige week heeft ze met mevrouw Vluggen een gesprek gehad over anticonceptie. Ik zou niet graag in de schoenen staan van het eerste vriendje dat ze waagt mee naar huis te nemen.
Tot voor kort hadden we nog zoon nr. 3 als bron van afhankelijkheid. Wat een warm gevoel was het toen hij bij me op schoot zat in de fata morgana van de Efteling en zo bang was dat hij de volledige inhoud van zijn goed gevulde blaas liet lopen. Zo trots als een pauw liep ik de rest van de dag met een vlek in m’n broek door het sprookjesbos. Eventjes heb ik gedacht dat het ook bij hem voorbij was. Vorige week had hij een verjaardagsfeestje van een vriendje en ze gingen een stoer parcours af. Iets met touwbruggen en lianen op 10 meter hoogte. ‘Is dat niet veel te gevaarlijk?’, vroeg ik hem. Hij keek me aan alsof ik compleet achterlijk was. ‘Doe normaal pap, ik ben toch geen baby!’. Helaas niet meer, dacht ik nog.
Toen hij ’s avonds werd thuisgebracht had hij een vreemde broek aan. De vader van de jarige job verklaarde dat zoon nr. 1 een ongelukje had gehad, op 10 meter hoogte en even een leenbroek had gekregen. Toen de auto wegreed kwam hij bij me op schoot zitten. Hij had het parcours doodeng gevonden en vroeg me of ik niet boos was over zijn natte broek. Zo lang mogelijk heb ik hem vervolgens geknuffeld. Uiteraard om hem gerust te stellen. Niet voor mezelf. Zo afhankelijk ben ik heus niet.



