Terug naar overzicht
04 februari 2019

De Tweede Kamer over WAB

Het Wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans is in behandeling bij de Tweede Kamer. Het doel van WAB is dat flexibele contracten minder flexibel worden en vaste dienstverbanden minder vast. Daarmee ontstaat weer balans op de arbeidsmarkt. De enige balans die het wetsvoorstel lijkt te bewerkstelligen is dat werkgeversorganisaties ontevreden zijn omdat flex nu te vast wordt en werknemersorganisaties dat vast te flex wordt. Op de laatste dag van januari heeft de Tweede Kamer een bijna volledige dag gedebatteerd over het Wetsvoorstel. Enkwest heeft meegeluisterd en enkele opmerkelijke zaken voor u opgetekend.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

Ondanks dat met name de oppositie het nodige heeft aan te merken op de voorstellen van Koolmees,  heeft het debat geen grote wijzigingen gebracht in het wetsvoorstel. Dat komt omdat volgens de minister de maatregelen van de WAB ook in balans zijn; sommige dingen worden strikter - zoals een transitievergoeding vanaf dag één - en sommige dingen juist flexibeler zoals de verruiming van de ketenbepaling. Het één wijzigen heeft ook (politieke) gevolgen voor het ander. De enige wijziging van het Wetsvoorstel was er dan ook eentje waar de gehele Tweede Kamer achterstaat: het niet introduceren van een proeftijd van vijf maanden.

Een voorstel waar duidelijk niet de hele Tweede Kamer achter staat is de cumulatiegrond die toegepast  mag gaan worden bij ontslagzaken. Koolmees denkt dat als de werkgever het vertrouwen heeft dat hij een werknemer kan ontslaan wanneer dat nodig is, zij eerder bereid zullen zijn om werknemers een vast contract aan te bieden. Als een dienstverband wordt beëindigd met toepassing van de cumulatiegrond dan mag een rechter een extra vergoeding toekennen aan de werknemer.  De rechter mag dan, bovenop de transitievergoeding en een eventuele billijke vergoeding, een extra vergoeding van maximaal 50 procent toekennen. Die maximering is nodig omdat werkgevers  zo vooraf weten hoe hoog de vergoeding bij ontslag maximaal kan zijn.

Ook over de plannen voor oproepkrachten werd langdurig gedebatteerd. D66, PvdA en SP vragen zich af of oproepkrachten wel stevig genoeg in hun schoenen staan om de aanpassingen van WAB af te dwingen, zoals de maximale oproeptermijn en het uitbetalen bij een te late afmelding. De SP zou willen dat de oproepkracht uiterlijk veertien dagen in plaats van vier dagen van tevoren moet worden opgeroepen. Die termijn vindt Koolmees echter niet werkbaar voor bedrijven. Koolmees erkent dat het afdwingen voor werknemers lastig kan zijn, maar komt op dat punt niet met een oplossing. Hij vindt het goed als werknemers hun recht halen en stelt dat werknemers kunnen afdwingen dat de werkgever hen na twaalf maanden een contract aanbiedt. Dat een dergelijk contract standaard moet ingaan zoals 50Plus en SP wensen, ziet Koolmees niet zitten; het moet een aanbod blijven waarbij de werknemer een keuzemogelijkheid heeft.

Over payrolling zal de Tweede Kamer voorlopig nog niet uitgediscussieerd zijn. Dat ligt met name aan de wijze waarop het aanvullende pensioen voor de payrollwerknemers geregeld moet worden. Volgens Koolmees zijn er daarbij twee smaken. De payrollwerknemers kunnen deelnemen aan de pensioenregeling die de opdrachtgever toepast voor de vergelijkbare werknemers of er wordt een pensioenregeling afgesloten die voldoet aan de voorwaarden die de overheid zal stellen. Koolmees zal deze maand een Algemene maatregel van Bestuur ontwerpen waarin die voorwaarden zijn opgenomen. Hij verklapt alvast dat een dergelijke pensioenregeling geen wachttijd heeft, een premie heeft die aansluit bij het gemiddelde niveau in Nederland en een nabestaandenpensioenregeling heeft. Over arbeidsongeschiktheidspensioen wordt door de Tweede Kamerleden met geen woord gesproken.

Het nieuwe payrollregime van Wab, waarbij de verplichting geldt tot toepassing van geheel dezelfde arbeidsvoorwaarden en een adequate pensioenregeling zal niet gaan gelden voor bedrijven in de sociale ontwikkelingssfeer. Een dergelijke regeling zal voor deze werknemers vaak nadelig kunnen zijn omdat ze vaak voor verschillende inleners werken en daardoor een sterkere inkomensfluctuatie zullen hebben.  Daarnaast kan toepassing van het payrollregime drempelverhogend werken, omdat inlenen van de werknemer met een afstand tot de arbeidsmarkt duurder zal worden.

Als laatste willen we u nog meegeven wat Koolmees te vertellen heeft in verband met de afschaffing van de sectorindeling. Door deze afschaffing zullen ook de sectorfondsen ophouden te bestaan. In sommige fondsen is sprake van overschotten en een aantal partijen wil die overschotten graag inzetten voor scholing binnen die sectoren. Koolmees vindt dat een sympathiek idee, maar stelt dat er in een aantal sectoren geen overschotten maar tekorten zitten en hij wil dit met elkaar verrekenen. Een ander gevolg van de afschaffing van de sectorfondsen is dat sectoren geen calamiteitenregeling meer kunnen uitvoeren. Koolmees heeft daar op dit moment nog geen oplossing voor. Hij vindt echter dat ook zonder sectorindeling een calamiteitenregeling kan worden ingevoerd. De solidariteit geldt dan niet binnen een sector, maar voor de hele economie. Na afschaffing van de sectoraal vastgestelde WW-premie gaan werkgevers een hogere WW-premie betalen voor werknemers met een tijdelijk dienstverband.  Een idee van de SGP neemt Koolmees daarbij waarschijnlijk over; kleine bijbaantjes worden uitgezonderd van het hoge WW-premietarief.

Update: Wab aangenomen door de Tweede Kamer

Zoals verwacht heeft op 5 februari jl. een meerderheid van de Tweede Kamer voor het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in Balans gestemd. Ook een aantal amendementen op de Wet zijn aangenomen. Weinig verrassend is dat de verlengde proeftijd is verdwenen. Twee andere amendementen die op bijval van de meerderheid van de Tweede Kamer konden rekenen zijn het SGP-idee over de bijbaantjes en het voorstel voor een aparte regeling voor de sector Land- en Tuinbouw. Voor bijbaantjes geldt de lage WW-premie bij werknemers tot 21 jaar die in dat baantje maximaal 52 uur per maand werken. Voor de sector land- en tuinbouw kunnen de nieuwe, voor werkgevers strengere  regels voor oproepovereenkomsten per cao worden aangepast.