Terug naar overzicht
27 januari 2020

Borstlap en inkomensverzekeringen

Eind vorig jaar heeft het kabinet de Commissie regulering van werk ingesteld, ook wel bekend onder de naam Commissie Borstlap. Met enige vertraging is vorige week het eindrapport van Borstlap verschenen. De voorstellen die de commissie doet hebben de nodige impact op inkomensverzekeringen.

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.

De Commissie is door het kabinet de vraag voorgelegd of, kortgezegd, de huidige wet- en regelgeving van werk voldoende toegesneden is op toekomstige behoeften en omstandigheden. Zij oordeelt dat dit niet het geval is en dat er fundamentele aanpassingen nodig zijn om alle (potentiële) werkenden in staat te stellen om duurzaam actief te blijven op de arbeidsmarkt. Inmiddels zijn er voldoende samenvattingen van het rapport van de commissie, getiteld: ‘In wat voor een land willen wij werken’ beschikbaar. Wij kunnen die van Oval van harte aanbevelen. Enkwest beperkt zich daarom tot de voorgestelde maatregelen op het gebied van inkomensverzekeringen.

Allereerst de verzuimverzekering. Om het werkgeverschap te ontlasten moet de loondoorbetaling met een jaar worden verkort. Dit plan is allerminst nieuw en het zal er uiteindelijk ook wel een keer van gaan komen. Wat wel vreemd is, is dat de verkorting wordt voorgesteld om werkgevers te ontlasten. Het Centraal Planbureau heeft zich enkele jaren geleden al gebogen over de financiële gevolgen van verkorting van de loondoorbetalingsperiode. De structurele kosten van inkorten van de loondoorbetalingsperiode van twee naar één jaar sec raamde het CPB toen op 0,8 miljard euro extra aan werkgeverslasten. Het wordt dus een stuk duurder en dat maakt de keuze, zeker in het licht van de ontwikkeling van de MKB-verzuim-ontzorg-verzekering, best opmerkelijk.

De commissie geeft verder de overweging mee om ook de re-integratieverplichtingen van de werkgever minder zwaar te maken, bijvoorbeeld door deze te beperken tot investeringen in de herplaatsing van zieke werknemers binnen het eigen bedrijf (het zogenoemde eerste spoor) en het opzegverbod bij ziekte daarop af te stemmen. Minder werk voor de werkgever, maar verzekeraars en inkomensadviseurs kunnen wel aan de bak. Rond de 80 procent van de werkgevers met maximaal 25 werknemers heeft een ziekteverzuimverzekering afgesloten. Er vanuit gaande dat op zo goed als alle verzuimverzekeringen het tweede ziektejaar is meeverzekerd, betekent de verkorting van de loondoorbetalingsperiode een grote aanpassing. De polisvoorwaarden, verzekeringspolissen, offerte- en uitkeringssystemen, brochures etc, moeten worden aangepast. Daarnaast heeft 88 procent van de verzekeringnemers gekozen voor een breed pakket. Dat betekent dat dienstverlening op de punten arbozorg, casemanagement en re-integratie ook moet worden gewijzigd, net als de tarifering hiervoor. Verzekeraars zullen ook moeten nadenken over de (maximale) kosten die zij willen vergoeden bij re-integratietrajecten. Het is bijvoorbeeld de vraag of vergoedingen van tweede spoorre-integratie nog verstrekt zullen worden.

Een tweede grote voorgestelde maatregel is de basis-arbeidsongeschiktheidsverzekering voor alle werkenden. Deze verzekering met een wachttijd voor een jaar biedt bij arbeidsongeschiktheid een uitkering op het niveau van het bestaansminimum. Deze basisuitkering kan worden aangevuld op individueel niveau, bij cao, of via een wettelijke regeling. De Commissie adviseert in ieder geval om voor werknemers de werknemersverzekeringen als verplichte aanvulling op de basisuitkering te laten bestaan. Zelfstandigen houden boven het basisniveau de vrijheid om zelf te bepalen hoe zij hun aanvullende zekerheid willen regelen. De basisuitkering wordt gefinancierd door een uniforme premie die door de werkenden wordt opgebracht.

Dit plan betekent min of meer de herintroductie van de in 1998 afgeschafte Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. Het heeft grote gevolgen voor alle publieke en private verzekeringen die met arbeidsongeschiktheid te maken hebben. De AOV’s voor zelfstandig ondernemers moeten rekening kunnen houden met de wettelijke uitkering en dus een B-rubriek kennen met desgewenst een verlaagd verzekerd bedrag. Alle WIA-aanvullingsverzekeringen moeten worden aangepast en voor werknemers met lage lonen verdwijnt het verzekerd belang mogelijk grotendeels. Afhankelijk van de vormgeving van de basisverzekering, zullen mogelijk nieuwe hiaten en inkomensverzekeringen ontstaan. De eigenrisicodragersverzekeringen zullen door de basisuitkering aan belang inboeten. Dat zal overigens ook gebeuren door een ander plan van de commissie, want de Whk-premies moeten net als de WW worden gedifferentieerd naar de aard van het contract. Voor publiek verzekerde werkgevers zal dit veel gedoe met UWV schelen. Er hoeft niet gecheckt te worden of een bepaalde toerekening klopt en of er bezwaar gemaakt moet worden om een werknemer van de WGA in de IVA te krijgen. De prikkel om actief aan schadelastbeheersing te doen wordt dan wel losgelaten, zodat het verschil tussen publiek en privaat verzekeren veel groter wordt.

De adviezen van Borstlap gaan dus mogelijk veel impact hebben op het werk van de inkomensadviseur. Hoe groot die impact wordt hangt natuurlijk af van wat minister Koolmees van alle adviezen overneemt. Hij is van plan om uiterlijjk 1 april met een reactie te komen.