In onze vorige nieuwsbrief heeft u kunnen lezen over de aangekondigde wijzigingen in het Wetsvoorstel basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen. Inmiddels is het gewijzigde voorstel van wet gepubliceerd inclusief toelichting. Die toelichting is broodnodig, want hoewel de aanpassingen knelpunten en uitvoeringsmoeilijkheden moeten wegnemen, is het er niet per se eenvoudiger op geworden.
BAZ met ingewikkelde versimpelingen

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.
We beginnen bij de start van de Baz. Er zijn wijzigingen aangebracht in het overgangsrecht voor zelfstandigen die al een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben. Dit overgangsrecht was al soepeler dan de opt-outregeling en is nog soepeler geworden. Zo is de ondergrens van arbeidsongeschiktheid om in aanmerking te komen voor een uitkering vervallen. Een arbeidsongeschiktheidsverzekering komt in aanmerking als er een eigenrisicotermijn is van maximaal 104 weken, een eindleeftijd van minstens 55 jaar en een periodieke uitkering wordt verstrekt als de verzekerde door arbeidsongeschiktheid niet het minimumloon kan verdienen. De minimumvereisten van het overgangsrecht kennen in het wetsvoorstel geen voorwaarden waar het gaat om medische uitsluitingen of een verzekering waar het gaat om genoemde ruimere of categorale uitsluitingen. Een bekende uitsluiting is de AOV die geen dekking biedt bij arbeidsongeschiktheid door psychische klachten. Verzekeringen met een dergelijke uitsluiting voldoen dus aan de voorwaarden van het overgangsrecht (en niet aan de opt-out-voorwaarden). UWV verleent de ontheffing op basis van de verklaringen van de verzekeraar en de betreffende zelfstandige, dat er sprake is van een private verzekering die aan de minimumvereisten voldoet en dat de zelfstandige niet publiek verzekerd wil zijn. Verzekeraars die de ervaring hebben dat sommige ondernemers te druk zijn om post van verzekeraars te openen, kunnen maar beter vanaf nu beginnen met een verklaring richting bij hun verzekerde IB-ondernemers te sturen.
De opt-outregeling is een stuk strenger dan het overgangsrecht. Zo moet er een periodieke uitkering bij arbeidsongeschiktheid worden verstrekt tot de AOW-leeftijd, mogen er geen uitsluitingen zijn en moet de premie en uitkering minstens op hetzelfde niveau liggen als bij de publieke verzekering. Voor verzekeraars is er nog een aandachtspuntje bij de opt-outregeling. Om voor een gelijkwaardige dekking te zorgen, mag er in de polisvoorwaarden niet de uitsluiting arbeidsongeschiktheid door roekeloosheid zijn opgenomen. Dit is echter een bepaling die meestal wel is opgenomen. Voor opt-out-dekkingen moeten deze bepalingen worden aangepast. Voor bovenwettelijke (excedent) dekkingen hoeft dit uiteraard niet.
Voor de premie-inning en het berekenen van een uitkering bij arbeidsongeschiktheid is de grondslag de belastbare winst uit onderneming vermeerderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. De maximale grondslag is 142,86% van het wettelijk minimumloon. Bij de premieheffing wordt het SV-loon dat een ondernemer in hetzelfde belastingjaar verdient in mindering gebracht. Bij de berekening van de uitkering is het bij samenloop van winst en loon wat ingewikkelder. Als er sprake is van een WIA-uitkering dan wordt voor de berekening van de Baz-uitkering het WIA-dagloon in mindering gebracht op de grondslag. Het kan voorkomen dat de eerste ziektedag voor WIA en Baz niet exact op dezelfde datum liggen. Als er al wel recht is op WIA, maar de wachttijd voor de Baz nog niet volledig doorlopen is, dan wordt het dagloon in mindering gebracht op de maximale uitkeringsgrondslag. Als er al recht is op een Baz-uitkering tijdens de WIA-wachttijd, dan wordt de maximale uitkeringsgrondslag verminderd met het loon wat voorafgaand aan de eerste ziektedag is genoten. Als er een WIA-uitkering loopt en een Baz-verzekerde wordt pas in een later stadium arbeidsongeschikt, dan wordt de WIA-uitkering in mindering gebracht op de maximale uitkeringsgrondslag. Als een ondernemer als werknemer werkt naast zijn WIA-uitkering en voor de Baz arbeidsongeschikt raakt, dan wordt de maximale uitkeringsgrondslag verminderd met de WIA-uitkering en het loon dat voor de eerste ziektedag werd genoten. Dat zal vast allemaal goed gaan.
De verwachting is dat structureel ongeveer 77.000 mensen een uitkering op grond van dit wetsvoorstel zullen ontvangen. De geraamde structurele uitkeringslasten komen daarmee uit op ongeveer 77.000 * € 19.500 - € 30 miljoen = € 1.500 miljoen per jaar. Opvallend is dat er volgens de regering hierbij zo’n € 20 miljard aan rentehobbelvermogen nodig is, om de toekomstige uitkeringslasten te dekken als die lasten niet zouden kunnen worden “omgeslagen” over nieuwe toetreders tot de publieke verzekering. Dat lijkt wat ruim bemeten, maar is vast weer handig voor het EMU-saldo.
We sluiten af met een uitstekend onderdeel uit het Wetsvoorstel. Zowel ondernemers die een Baz-uitkering ontvangen als zelfstandigen die zijn afgewezen voor een uitkering is het instrument no-riskpolis beschikbaar. Prima.