En-kwestie: Digidienstverlening (juli 2012)

Inschrijven voor onze gratis Digi-kwest nieuwsbrief.
Vorige week mocht ik mijn verjaardag vieren en hoewel ik qua levensverwachting pas net over de helft ben, voel ik me oud. Dat heeft slechts deels met haperende lichamelijke functies te maken. Ook het feit dat in huize Vluggen nog langspeelplaten op de draaitafel worden gelegd doet in deze niet ter zake. De belangrijkste veroorzaker van mijn premature senioriteit is het hedendaagse gebruik van communicatiemiddelen. Beste mensen, ik ben een beller. Ik geef eerlijk toe: ik gebruik mijn telefoon om te telefoneren.
Dat valt overigens niks mee op zo’n draadloos toestel. Er zitten geen toetsen op maar een soort van televisieschermpje. Om het toestel te gebruiken is het de bedoeling dat je op het schermpje het juiste vlakje weet te raken. Dat klinkt wellicht eenvoudig, maar als je met een te dikke en trillende wijsvinger zo’n 28 maal een ‘9’ hebt getoetst terwijl je slechts de ‘8’ nodig hebt, dan zou je wensen dat je getooid in een berenvel rooksignalen zit te maken naar een naburige oorlogszuchtige stam. De goeie ouwe tijd, zeg maar.
Bellen is iets uit die goeie ouwe tijd, uit de 20e eeuw en dan niet het laatste kwart ervan. Er is bijna niemand meer die zijn quasi grappig doch zeer irritant rinkelende toestelletje opneemt. Als het eindelijk gelukt is om het juiste nummer in te toetsen en je de verbinding niet hebt verbroken omdat je het toestel blijkbaar tegen je gezonde Hollandse wang hebt gedrukt, krijg je steevast een voicemail. Een voicemail die bijna zonder uitzondering meldt dat je met de voicemail van die of die spreekt, terwijl het helemaal geen gesprek betreft maar een hautaine monoloog van het arrogante apparaat.
Wat naast bellen ook alweer achterhaald schijnt te zijn, is sms’en. Daar ben ik overigens niet rouwig om, want sms’en houdt in dat je met wederom die dikke wijsvinger (sommigen motoriekvirtuozen gebruiken meerdere vingers) met nog kleinere virtuele toetsjes moet werken. Een simpel ‘hallo’ intoetsen wordt dan een zeer frustrerende klus. Het lucht natuurlijk op om het toestel te straffen en de robuustheid ervan op de muur te testen, maar daarmee heb je het juiste bericht nog steeds niet verzonden.
Nee, dan de kinders, onze nieuwe patatgeneratie. Ik geef u een inkijkje in het confronterende gedrag van mijn nageslacht; zoon nummer één twittert, facebookt en pingt. Zoon twee denkt dat een telefoon gemaakt is voor ‘angry birds’ en is onwetend van de oorspronkelijke nobele bedoeling van Alexander Graham Bell. Dochterlief zit op de bank te whatsappen (spreek: wotzèppun) met haar vriendin, die overigens gewoon op de bank naast haar driftig zit terug te appen.
Is hieruit een les te leren? Jawel! Zoals u waarschijnlijk weet als trouwe digi-kwestlezer, gaat het UWV in verregaande mate over op digitale dienstverlening. Dat bijt elkaar: digitaal en dienstverlening. De meeste uitkeringsgerechtigden zijn 45 plussers en zijn er digitalerwijs dus net zo slecht aan toe als ik. De digitale dienstverlening zal werken als een fuik, eenmaal in de uitkering kom je er nooit meer uit net als vroeger in de WAO. Daarom doe ik een kleine suggestie: leeftijdsgebonden dienstverlening. Doe al die digitale onzin maar bij de categorie 35 min. Voor de groep daarboven graag weer echte dienstverlening met een loket, een stempel en vooral: een bakelieten telefoon met een draaischijf en zo’n mooi lang gekruld snoer. Trriingg... Opnemen maar!